Controle over kaakbewegingen (= mandibulaire controle)

Als kinderen met hun stembanden eenmaal klinkergeluiden kunnen maken (= vocaliseren zoals “aaaahhh”, “oooohhh”, “uuhhh”), is de volgende fase in de spraakmotorische ontwikkeling dat óók de kaak mee gaat bewegen. De spieren van de stembanden (o.a.) en de kaakspieren gaan nu met elkaar leren samenwerken.
Hierdoor kunnen de lippen vanuit de kaakbeweging elkaar raken en ontstaan de 1e medeklinkers (de lipklanken “m”, “b” en “p”).
De kaak beweegt dan in verticale richting op-en-neer, waardoor de mond zich opent en sluit.



ook het verticaal ook op-en-neer bewegen van hun kaak. 
en ze gaan dan ook nog hun kaak op dat moment bewegen, ontstaan de eerste woorden als bv. “bah!”, “papa”, “mama” 
 De kaakbewegingen komen in de normale spraakontwikkeling al heel vroeg in ontwikkeling.
Je mond kan tijdens praten openen,
en ook weer sluiten.
Je kaak beweegt in een verticale richting.
Bijvoorbeeld in het woord “mama” is je mond: dicht –> open –> dicht –> open.
Dat komt omdat de kaakspieren bewegen.

 

Er zijn kinderen die hier nog moeite mee hebben, zij hebben dan nog onvoldoende controle over hun kaakbewegingen.
Dat is vroeg in de ontwikkeling nog heel normaal.
Je ziet dan dat deze kinderen hun kaak bijvoorbeeld:

veel te wijd openen
(= te wijde kaakrange)

…of juist met veel spanning hoog en breed vastzetten, waardoor ze te weinig hun kaak openen

… niet stabiel vanuit het midden kunnen bewegen, waardoor de kaak ineens zijwaarts schuift (= laterale sliding)

…of voorwaarts schuift (= anterieure sliding).

Door veel spreekervaringen op te doen in de communicatie, krijgen kinderen hun kaakbewegingen steeds meer onder controle.
Zij ontwikkelen dan stabiele kaakbewegingen.

Bij kinderen spraakachterstanden of spraakontwikkelingsstoornissen (SOS) duurt het langer eer zij controle over de kaakbewegingen krijgen (of mogelijk blijft het moeizaam verlopen, waardoor zij ook langer dan verwacht nog moeilijk te verstaan zijn. Het ontwikkelen van kaakcontrole is een belangrijke basis om later ook meer verfijndere controle te kunnen ontwikkelen over bijvoorbeeld de meer complexere lip-, wang- én tongbewegingen.

Vanuit het verticaal op en-neer bewegen brengt de kaak uiteindelijk de lippen naar elkaar toe.
Dan raken de lippen elkaar ineens en ontstaan de lipklanken (“p”, “b”, “m”) in brabbels (bv. babababa…mamamama”) en woorden (bv. “mama”, “papa”, “bah”).
Aanvankelijk opent de kaak zich nog heel wijd (‘kaakrange; ) en raken de lippen elkaar hierdoor meer op passieve wijze. De lippen maken nu contact met elkaar, maar het is nog niet een beweging vanuit de lippen zelf. Een fase later in de ontwikkeling gaan de lippen ook actief meebewegen. De boven- en onderlip bewegen dan beiden naar elkaar toe. Als de lippen gaan meebewegen, hoeft de kaak  minder grote bewegingen te gaan maken. De kaak- (mandibulaire spieren) en lip/wangspieren (labio-faciale spieren) gaan met elkaar leren samenwerken (en daarnaast werken zij samen met spieren van de stembanden, velum en het gehele lichaam).

Vanuit diezelfde verticale kaakbeweging brengt de kaak de tong naar boven, waardoor de tong het gehemelte raakt.
Nu ontstaan de 1e tongklanken (bv. “t”, “d”, “n”, “k”.
Er kunnen nu ook brabbels (“dadadada…kakakaka” en woorden als “bad”, “bak” uitgesproken worden. Net als bij de lippen zal in eerste instantie de kaak vanuit grote bewegingen de tong contact laten maken met het gehemelte (tongcontact, maar nog geen tongbeweging). Weer een fase later zullen de spieren in de tong ook actief mee gaan bewegen. Als de tong gaat meebewegen, hoeft de kaak ook minder grote bewegingen te maken.
De kaak- (mandibulaire) en tongspieren (linguale spieren) gaan nu ook met elkaar samenwerken.

De volgende video’s gaan over kaakbewegingen:

error: Content is protected !!