SpraakOntwikkelingsStoornis (SOS) / Spraakachterstand

Kinderen met een SpraakOntwikkelingsStoornis (SOS) of spraakachterstand zijn vaak nog moeilijk te verstaan.
Ze kunnen nog niet alle letters goed uitspreken in woorden en zinnen, bijvoorbeeld:

Hierdoor worden deze kinderen regelmatig niet begrepen door voor hen belangrijke mensen uit hun omgeving.
Ze willen graag iets vertellen, maar het lukt ze nog niet dit verstaanbaar te doen.
Dit kan zorgen voor gevoelens van frustratie, onzekerheid, boosheid en verdriet.

Sommige kinderen hebben in de communicatie zó vaak deze teleurstelling ervaren, dat ze niet meer durven praten.
Dat noem je spreekangst.
Bang om te praten, omdat je voelt dat je vaak toch niet verstaan wordt.

Daarom is het ontzettend belangrijk spraakproblemen op tijd te herkennen en snel hulp in te schakelen.
Een logopedist kan het kind spelenderwijs helpen om beter verstaanbaar te worden,
waardoor het weer succeservaringen op kan gaan doen in de communicatie.
Dit brengt een kind spreekplezier en zelfvertrouwen om weer te durven praten!

Spraakmotoriek

Kinderen met spraakmotorische stoornissen of achterstanden hebben moeite om de spieren die je gebruikt tijdens het praten onder controle te bewegen. Als je spreekt beweeg je ontzettend veel spieren tegelijk! Dat beseffen we ons vaak te weinig, omdat het praten voor de meeste mensen ‘als vanzelf’ lijkt te verlopen. We hebben meerdere spieren nodig om je kaak te bewegen, je tong, je lippen, wangen, stembanden en velum. Oók moeten al deze spieren onderling met elkaar leren samenwerken, waardoor jonge kinderen geleidelijk aan in steeds langere woorden en zinnen ook steeds beter te verstaan zijn. Hoe meer taal een kind tot zijn vermogen krijgt, des te verfijnder en specifieker moeten alle spieren met elkaar samenwerken.

Als een kind bijvoorbeeld nog onvoldoende controle heeft over de verfijnde tongbewegingen, zal het:
– “top” zeggen in plaats van “sop”
– “teen” in plaats van “steen” 
– “teeteti” in plaats van “tekening”
Onderliggend heeft een kind voor deze woorden óók controle nodig over o.a. zijn kaak-, lip/wangbewegingen! Deze bieden namelijk een belangrijke (voorwaardelijke) basisstabiliteit aan de tongbewegingen. De tong heeft de ondersteuning van de kaak, lippen en wangen dus nodig!

Kinderen met een spraakontwikkelingsstoornis kunnen hebben problemen in de ontwikkeling van de:
spraakmotoriek: het onder controle leren bewegen van de vele verschillende spieren die nodig zijn voor spraak.
– fonologie:
het leren van de fonologische regels van hun moedertaal.
Een combinatie van bovenstaande is ook mogelijk.

Zéker wanneer kinderen in 1) langere zinnen spreken, 2) snel praten of 3) praten tijdens wat meer emotie (enthousiasme, boosheid, verdriet) vraagt dit nóg meer controle over het verfijnd en geïntegreerd bewegen (de samenwerking) van alle verschillende spraakspieren. Op die momenten zijn deze kinderen nóg minder goed te verstaan en laten zij weer klanken weg, of vervangen ze deze weer, terwijl ze dit op woordniveau wél goed konden. Het is dan ook vanuit de spraakmotoriek goed verklaarbaar waarom kinderen bepaalde klanken in woorden wél goed kunnen uitspreken, maar in hun spontane zinnen deze klanken weer weglaten of vervangen. Het uitspreken van losse woorden is namelijk spraakmotorisch veel eenvoudiger dan wanneer de zinnen steeds langer worden.
Voor meer specifieke uitleg over dit onderwerp:
Wat is spraakmotoriek? [KLIK HIER]

Een logopedist met een aanvullende opleiding tot PROMPT-therapeut, kan observeren of een kind nog problemen ervaart in de spraakmotoriek en kan een kind helpen steeds meer spierbewegingen onder controle te leren krijgen. Dit noem je spraakmotorische therapie. Een PROMPT-therapeut zal vanuit een holistische filosofie spraak behandelen binnen betekenisvolle taal voor het kind, zodat het deze taal kan gebruiken in de dagelijkse communicatie met personen die voor het kind belangrijk zijn.
‘Wat is PROMPT?’ [KLIK HIER].
Vind een PROMPT-therapeut’ KLIK HIER].

Fonologie

In de normale ontwikkeling ontdekken kinderen alle klanken die specifiek zijn voor hun moedertaal.
Iedere taal heeft weer zijn eigen klanken.
Kinderen leren vanaf jonge leeftijd de verschillende kenmerken van deze klanken te herkennen binnen voor hen betekenisvolle woorden.
Iedere klank klinkt net weer een beetje anders en heeft zijn eigen specifieke kenmerken.
Óók ontdekken kinderen de verschillende regels en patronen hoe ze deze klanken kunnen gebruiken.
Dit alles samen noemen we fonologische ontwikkeling. Kinderen met een fonologische achterstand of stoornis vinden het langer dan gemiddeld moeilijk om deze klankkenmerken en klankregels te leren herkennen en gebruiken. Hierdoor hebben ze problemen met het correct uitspreken van klanken (bv. “sop” spreken ze uit als “top”) en het combineren van klanken in woorden (bv. “steen” wordt uitgesproken als “teen”, wat hun spraak minder verstaanbaar maakt. Een logopedist kan kinderen helpen bij het leren herkennen van deze klankverschillen en het verbeteren van hun fonologische vaardigheden. De logopedist zal dan fonologische therapie geven.

Combinatie van spraakmotorische én fonologische stoornis/achterstand

Bij veel kinderen kunnen zowel spraakmotorische als fonologische problemen aanwezig zijn, wat de moeilijkheden verder kan vergroten. Er is dan een gecombineerde therapie nodig waarbij de logopedist zowel aan spraakmotoriek als aan fonologie werkt.

error: Content is protected !!